HOOFDSTUK 1
De school ging uit en zoals altijd, gaf dat een drukte van belang. Het was een hogere school, dus de kinderen waren niet meer zo klein, maar dat was niet te horen. Het gaf nog net zo’n lawaai als dat er een basis-, of zelfs een kleuterschool uitging. De hoofdonderwijzer had de leerlingen al vaak daarover op het matje geroepen, maar er was nog steeds geen verbetering te bespeuren. Een ploegje van vijf meisjes zonderde zich af van de stroom kinderen, en liepen druk pratend, gezamenlijk verder. “Gaan jullie nog met vakantie, Jos?” vroeg Stientje aan een meisje met lang blond haar, dat naast haar liep. “Nee Stien, daar komt bij ons dit jaar weer niets van zei Josje, en ze keek het meisje een beetje droevig aan met haar blauwe ogen. “Sinds mijn Vader overleden is, is daar nog geen geld voor geweest. Maar wij vermaken ons toch wel hoor,” zei ze moedig. Zo waren ze al pratend bij een kruispunt aangekomen, de vijf meisjes moesten nu ieder een andere kant op, en gingen ieder hun eigen weg. Josje kon nu in tien minuten thuis zijn, maar zoals ze vaak deed, nam ze de weg door het park. Ze liep graag zo tussen de bomen. Ik ga even op een bankje zitten dacht ze, want het is hier zo rustig en mooi. Helemaal alleen zat ze stil voor zich uit te kijken. Een eekhoorntje klom uit een boom en trippelde voorzichtig om zich heen kijkend, naar een stukje brood, wat dicht bij het bankje van Josje lag. Ze bleef muisstil zitten. Toen zag het beestje haar, en vliegensvlug zat hij weer in de boom. Josje keek in de rondte of ze nog meer kon ontdekken, er zaten soms ook hele mooie vogels. Ineens zag ze een pakje liggen. Eerst durfde ze het niet op te rapen, ze was er gewoon een beetje bang van. Maar ze kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. Heel voorzichtig raapte ze het op. Maar nu nog openmaken! Ze trok toch maar de stoute schoenen aan, en pakte het heel voorzichtig uit. Toen het papier er af was zag ze een doosje, een heel mooi doosje met allerlei kleuren. Ze maakte het dekseltje los en keek er in. Eerst zag ze niets. Ze moest heel goed kijken. En ja hoor, helemaal in het uiterste hoekje zag ze een klein bolletje. Ze pakte het voorzichtig beet en legde het in de palm van haar hand, het bewoog niet. Met de wijsvinger van haar andere hand voelde ze zachtjes aan het ding, het voelde een beetje vreemd aan, zacht, maar wel een beetje beverig. Voorzichtig tikte ze met haar wijsvinger tegen het dingetje aan. Heel eventjes bewoog het. Ze schrok er een beetje van, maar ze trok haar vinger niet terug. Toen ze het nog eens goed bekeek, zag ze dat het oogjes had. Ze draaide het nog eens om en toen kon ze het heel goed zien, wat was het eigenlijk een lief dingetje. Nu zag ze ook dat het hele kleine oortjes had en kleine handjes en voetjes. Ze kon er geen genoeg van krijgen, schattig vond ze het. Kijk het heeft ook een klein mondje zag ze, zou het ook kunnen praten? Ze zou het eens proberen. “Dingetje” vroeg ze,” heb je ook een naam?” Ze hield haar adem in terwijl ze wachtte. Even was het heel stil, toen zei een zacht stemmetje: “Nee die heb ik nog niet, want ik ben pas geboren.” Tjonge daar keek Josje van op. “Pas geboren” zei ze, “hoe kan dat dan?” “Dat zal ik je vertellen” zei het dingetje. “Ik was eerst een regendruppel en ik zat in een hele grote wolk, het was al een hele ouwe wolk.” “Hoe kan een wolk nu oud zijn, de lucht is toch weleens helemaal onbewolkt,” zei Josje. “Ja” antwoordde het dingetje, “maar dan zijn de wolken er wel hoor, maar dan zijn ze heel licht van kleur en dan kan je ze van beneden af niet zien.” “Goh” zei Josje “dat wist ik niet, vertel nu maar vlug verder.” “Nou ik zat dus in een ouwe wolk, met miljoenen regendruppels en we verlangden er allemaal naar om ook eens naar de aarde te mogen, want dan zou er dat wonder kunnen gebeuren wat nu met mij gebeurd is.” “Een wonder” zei Josje, “gommenikkie een wonder.” “Ja zeker een wonder” zei het dingetje. “De oude wolk vertelde er zo vaak over, en dan zaten we allemaal heel stil met rode oortjes en open mond te luisteren, en we hoopten dat het één van ons zou overkomen.” Josje kon het bijna niet meer uithouden van nieuwsgierigheid, “vertel toch toe, vertel nou toch eindelijk” zei ze. “Rustig maar” zei het dingetje, “ik begin al,” hij strekte zich uit en ging toen zitten, en begon heel gewichtig met een heel ernstig stemmetje te spreken. “Heel lang geleden is er ook zo’n wonder gebeurd, vertelde de ouwe wolk. Het was op zo’n dag dat de zon schijnt en het ook regent.” “Net zoals vandaag zei Josje. Het dingetje lachte en vertelde verder: “De regenboog stond aan de hemel met zoals altijd prachtige kleuren en verspreidde een soort geheimzinnig licht over de aarde. De regen viel met dikke stralen uit de hemel, hele grote druppels waren het, maar er was één druppel bij die was nog veel groter dan de andere druppels en kwam terecht midden in het hartje van een bloem, en bleef daar zachtjes trillend liggen en glinsterde als een diamant.” Josje hield haar adem even in, bang als ze was dat het dingetje zou ophouden met vertellen. “En toen gebeurde het, “ging het dingetje verder, “een prachtige zonnestraal raakte de druppel aan en liet een heel klein puntje van haar straal in het midden van de druppel achter. Toen trok ze haar straal terug om een andere bloem te gaan verwarmen. De druppel met het puntje van de zonnestraal begon zachtjes te groeien en te veranderen. Het kreeg een zacht huidje en hele kleine armpjes, beentjes, een mondje en oortjes, maar als het de beentjes en armpjes naar binnen trok werd het een klein zacht balletje en dat deed het dan ook meteen.” Josje gloeide van opwinding en riep uit: “Ik weet het al, zo is het ook met jou gebeurd, o wat geweldig is dat, en dat ik jou nu juist moest vinden wat ben ik daar blij om, ik zal heel goed voor je zorgen hoor! Je moet ook nog vertellen hoe je in dat doosje gekomen ben,” zei Josje, “want daar ben ik ook zo nieuwsgierig naar ik vind het toch zo spannend allemaal.” Het dingetje kuchte eens en zei: “Ik was ook in het hartje van een bloem terecht gekomen, want dat moet altijd, een bloem en de zon, die moeten dit wonder verrichten. Maar deze bloem was een orchidee, en als die geplukt worden gaan ze naar de bloemenwinkel en worden dan verkocht en in een mooi doosje verpakt want het zijn hele dure bloemen. Ik lag nog in de bloem toen een man de bloem kocht en mee naar huis nam om aan zijn vrouw te geven die jarig was. Ze was er erg blij mee, en zette haar in een mooi vaasje, maar ik had me al voor die tijd er uitgerold, en was in een hoekje van het doosje gekropen. Ik was wel bang dat de vrouw misschien het doosje zou bewaren omdat het zo mooi was, maar dat gebeurde gelukkig niet, ze gaf het aan een kindje van de buren die er een poosje mee heeft gespeeld, en het later zo maar op straat heeft laten liggen.” En toen heb jij het gevonden, en dat is het hele verhaal.” Josje wou net weer wat vragen toen er opeens een kerkklok sloeg. Vijf harde slagen, ze schrok er van, want om vijf uur moest ze thuis zijn om te eten. Ze had een hele lieve Moeder, maar als Josje niet op tijd thuis was, dan was haar Moeder boos, want er moest op tijd gegeten worden omdat Moeder ’s avonds naar haar werk moest. Ze werkt in een cafetaria, en daar moet ze om zeven uur beginnen, dus Josje vindt ook dat haar Moeder gelijk heeft dat ze op tijd thuis moet zijn. Daarom begon ze zo hard als ze kon naar huis te lopen, het dingetje had zich weer opgerold als een balletje, ze had het nog steeds in haar hand en hield het heel voorzichtig vast ze was bang dat ze het pijn zou doen. Even stond ze stil, en vroeg: “Ik doe je toch geen pijn?” “Nee hoor je hoeft echt niet zo voorzichtig met me te zijn want voel maar ik heb me nu hard gemaakt, en dan ben ik bijna gevoelloos. Ik kan een heleboel, maar dat vertel ik je nog wel allemaal, één ding moet je nog weten, want dat is heel belangrijk. Ik mag voorlopig alleen gezien worden door jou, anders verander ik zo weer in een regendruppel en dat zou je toch niet willen he?” Josje had intussen de vaart er weer ingezet en antwoordde hijgend: “Natuurlijk niet, maar ik vind het wel jammer, want ik zou je zo graag aan iedereen laten zien, maar goed, ik doe natuurlijk wat je zegt. Intussen waren ze bij huis aangekomen, Josje stak het dingetje in haar zak en liep door de achterdeur de keuken binnen, waar Moeder haar met een boos gezicht ontving. De tafel was al gedekt, haar broer Tim zat ook al ongeduldig te wachtten. Kom maar gauw zitten” zei Moeder, “en denk er om, dat je in het vervolg op tijd bent.” Moeder zette het eten op tafel, haar boosheid was alweer gezakt, ze was nooit lang kwaad gelukkig. Na het eten waste Moeder de vaat, Josje droogde af, en Tim zette alles in de kast, zo gebeurde het iedere avond. Want Moeder vond dat ze nu wel oud genoeg waren om te helpen, vooral omdat ze het zo druk had, de huishouding en ’s avonds ook nog haar werk in de cafetaria. Josje gaat na de vakantie naar de derde klas van de MAVO en haar broer Tim is drie jaar ouder, en voelt zich al een hele piet, met zijn zeventien jaar, als de grote broer, en treedt vaak als beschermer op voor zijn zusje, als dat nodig is. “Zo” zei Moeder, toen alles weer netjes in de kast geborgen was, “ik ga nu, maar denk er om dat jullie op tijd naar bed gaan hoor”. Dat was zo iedere avond haar vaste gewoonte voor ze wegging, ze gaf ze allebei nog een kus, trok haar jas aan, en vertrok, na nog een paar waarschuwingen, zoals: t.v niet vergeten af te zetten, tanden poetsen, enz. Tim ging nog even naar een vriend, en Josje ging naar boven naar haar kamertje, ze was veel te blij dat ze eindelijk alleen was , nu zou ze nog meer van het dingetje te weten komen hoopte ze. Ze haalde het dingetje uit haar zak, en ging op bed liggen. Ze aaide het even, het stak meteen zijn armpjes en beentjes uit, het kopje kwam naar boven, en met een lachje zei het: “Wat ben je toch een nieuwsgierig aagje, maar ik kan dat best begrijpen hoor, want toen ik nog in de wolk zat, was ik ook zo nieuwsgierig hoe het er hier uit zou zien op de aarde. “Wist je dat niet?” vroeg Josje,” daar begrijp ik niets van, want je spreekt wel onze taal.” “Ja dat lijkt gek, maar ik kan het wel verklaren, kijk ik heb je al verteld, dat alle druppels uit de oude wolk wisten, dat er voor iedereen een kans was om op de aarde terecht te komen, en dan door een zonnestraal betovert te worden. Zodoende leerden wij alle talen die er op de wereld gesproken worden, want we wisten niet vooruit waar we terecht zouden komen, en we moeten met een persoon die ons zou vinden kunnen praten.
Want dat zul je later wel merken, het is een soort werkbezoek. Ik moet zolang ik hier ben, zoveel mogelijk goeie dingen doen.” “Hoelang blijf je hier?” vroeg Josje, “en wat voor goeie dingen ga je doen, en hoe kan je dat dan doen , want je bent zo klein? En je hebt ook nog steeds geen naam, ik kan je toch niet steeds dingetje blijven noemen?” “Dat zijn een heleboel vragen tegelijk, maar we zullen het eerst is hebben over een naam, want daar heb je gelijk in, ik vind het zelf ook niet zo leuk om dingetje genoemd te worden, wat denk je van Zonno? Ik vind dat toepasselijk, omdat ik door een zonnestraal tot leven gewekt ben. Josje knikte, “ja dat ben ik helemaal met je eens ik vind het een heel toepasselijke, maar ook een hele mooie naam een echte jongens naam.” Maar zeg, ben je eigenlijk wel een jongetje?” “Nee een jongetje ben ik niet, maar ik ben ook geen meisje, toch zou ik graag Zonno heten, want ik vind het een mooie naam. Wat denk jij ervan?” Josje zei, “Zonno wanneer geef je nu eindelijk eens antwoord op mijn vragen?” Zonno lachte, en zei: “Eerst maar je eerste vraag. Je wou weten hoelang ik hier blijf. Ik mag de hele grote vakantie blijven, die begint overmorgen heb ik gehoord. “Dat klopt” zei Josje. “Nu de andere vragen zei Zonno. De goeie dingen die ik moet doen, daar kunnen jullie mij bij helpen hoop ik. Dat ik klein ben speelt niet altijd een rol, want ik heb toch dat puntje van de zonnestraal in mijn hartje zitten, en door die energie heb ik veel bijzondere eigenschappen gekregen.” “Bedoel je dat je kunt toveren?” vroeg Josje. Ja zo’n beetje wel, want dat heeft de oude wolk wel verteld, maar als ik het goed heb begrepen zal ik niet alles kunnen. De oude wolk zei: “Daar kom je vanzelf wel achter wat je kunt“. “Probeer eens iets zei Josje.” “Dat is geen gek idee, maar wat zal ik dan proberen, zeg jij maar wat ik moet doen”. Josje trok haar wenkbrauwen samen en dacht diep na. Het duurde wel een paar minuten. “Gek is dat”, zei ze.” altijd dacht ik, ik wou dat ik een wens mocht doen, en nu weet ik niet goed wat ik zal wensen.” “Doe dan maar iets, gewoon om te proberen,” zei Zonno. “Vooruit dan maar, zei Josje, en heel plechtig, met een aarzelend stemmetje, zei ze: “Ik wens ik wens,” herhaalde ze, een grote lekkere slagroomtaart.” Zonno wreef langs zijn neusje, en sprak: “Trip trap kaart, ik wens een lekkere slagroomtaart”. Er gebeurde helemaal niets. Waar blijft de taart nu?” vroeg Josje. “Ik begrijp er ook niets van, misschien moeten we even wachten,” zei Zonno. Na een paar minuten gewacht te hebben, zei hij: “Ik zal het eens proberen, want ik geloof nooit dat het zo lang zal duren eer dat een wens in vervulling gaat. Weet je wat ik zal wensen? Ik wens een klein tasje waar je mij in kan doen, en ik vraag er meteen een dagboek bij, want als er iemand in je tasje wil kijken, en je zegt dan: “Dat kan niet, want daar zit mijn dagboek in, dan begrijpt iedereen dat het ook niet kan. Want een dagboek is alleen voor jezelf, dat is privé. Of heb je al een dagboek? Nee zei Josje, “dat heb ik wel altijd graag willen hebben”. “Goed daar gaat tie dan weer. Trip trap jasje, ik wens om mij in te doen, een mooi tasje, en trip trip trap koek, wens ik voor mijn veiligheid een dagboek.” En kijk, plotseling lag daar een schattig klein schoudertasje, en een dagboek. Josje sprong in de hoogte van plezier. Maar opeens betrok haar gezicht en ze sloeg haar hand voor haar mond van de schrik. Wat heb je opeens, je doet zo raar,” Zonno zei het fluisterend, zo was hij geschrokken. Wat moet ik nu tegen mijn Moeder zeggen, hoe ik aan het tasje ben gekomen?” Ik wil niet liegen”. “’tJa daar heb ik ook helemaal niet aan gedacht”. Hij krabbelde met zijn kleine handjes op zijn bolletje, slaakte een diepe zucht.” Liegen moet je niet zei hij. “Als je nu eens tegen je Moeder zegt, ik kan het U na de vakantie eerlijk vertellen, er is niets verkeerd aan.” “Zou ze daar dan genoegen mee nemen?” “Dat geloof ik vast wel”, zei Zonno, “dat is een heel goed idee van je” zei Josje. Je moet het dan natuurlijk meteen van het dagboek zeggen” “Ja ik vertel het haar morgen bij het ontbijt”. “Zonno?”, vroeg Josje, “mag er echt helemaal niemand van jou bestaan weten?” “Zo heb ik dat niet bedoeld,” zei Zonno.” Het is eigenlijk zo, ik mag best nog iemand leren kennen, maar die persoon moet dan helemaal betrouwbaar zijn, en die zijn er maar weinig.” “Wat ben ik daar blij om, ik vind het niks om zo’n geheim met niemand te kunnen delen.” “Heb je al iemand in je gedachten dan?” “Ja hoor, mijn broer Tim. Die is helemaal te vertrouwen, en ik weet zeker dat hij het prachtig vindt, maar wie zou dat niet mooi vinden “stelde ze vast.” Wie overkomt er nou zoiets”. “Dat ben ik roerend met je eens, het kan misschien wel weer duizend jaar duren eer er weer zo’n wonder gebeurd,” zei Zonno,” dus dat is dan afgesproken, vertellen we hem vanavond nog alles, of wordt het voor jou te laat om te wachten tot hij thuiskomt.” “Hij is tenslotte drie jaar ouder dan jij, en zal wel later naar bed mogen”. “Dat is normaal wel natuurlijk zo, want hij is al bijna achttien, en ik ben nog maar veertien.” Maar nu moeten we daar maar een uitzondering mee maken, het is nu toch een gekke dag”, besliste Josje. “Maar” zei ze, we kunnen misschien wel wat plannen maken, want ik hoef nog maar twee dagen naar school dan begint de vakantie al. En ik wil ook graag, dat je nog meer over je zelf vertelt.” “Laten we dat maar niet doen, we kunnen beter wachten tot Tim thuis komt, want anders kan ik alles twee keer vertellen.” “Je kunt toch alvast iets vertellen over je leven toen je in de wolk woonde” zei Josje,”ik ben toch zo nieuwsgierig, dat durf ik best wel te bekennen”. “Ach waarom ook eigenlijk niet, ik begrijp best dat je nieuwsgierig bent, daar hoef je je niet voor te schamen”. Josje ging boven op bed liggen, zette Zonno naast zich op het kussen en zei: “Zo ik lig er klaar voor”. “Even denken hoe ik zal beginnen”, zei Zonno, en keek nadenkend voor zich uit. Het was een poosje heel stil: Toen kon Josje zich niet meer bedwingen en riep uit “toe nou Zonno, je wacht geloof ik alleen zo lang om mij te plagen. Wanneer begin je nou?” “Jij kan makkelijk praten” zei Zonno “het is heus niet zo eenvoudig hoor, om een begin te vinden, ik ben niet zo’n goeie verteller.” Hij schraapte zijn keeltje even en begon met zijn zachte stemmetje. “Je weet natuurlijk wel hoe een wolk ontstaat, en anders zal ik het toch maar even uitleggen. Een wolk ontstaat door damp die van de aarde komt”. En in die wolk, vormen zich dan miljoenen regendruppels, die als de wolk helemaal gevuld is, en er geen druppeltje meer bij kan, gaat drijven door de lucht, op zoek waar zij het beste wat druppels los kan laten. Zij laat dan zoveel druppels los, wat ze denkt dat er nodig is, om alles te laten groeien. Want zoals je wel weet, kan niemand zonder water leven. Mensen niet, en ook dieren en planten kunnen niet buiten water.” Zonno haalde eens diep adem, en vertelde verder: “Zo doen alle gewone wolken, maar één wolk, en dat is de ouwe wolk, die mag haar druppels bewaren. Dat is voor noodgevallen, als er eens te weinig damp zou zijn, dus ook geen druppels om het te laten regenen, dan zou ze bij hoge nood haar druppels los mogen laten. Maar dat gebeurd bijna nooit, want zelfs in landen waar het warm is, en soms veel te droog, daar komt er toch meestal op tijd regen. Zo, nu weet je hoe de ouwe wolk is ontstaan, en ook waarom. Maar dit is natuurlijk niet alles, de wolk heeft nog andere taken. “Ik heb je al verteld, dat de ouwe wolk alle druppels moest opleiden, omdat wij als druppels uit deze wolk, weleens op de aarde terecht konden komen, en dan net als wat er nu met mij gebeurd is, één van de druppels betovert kon worden. Wat natuurlijk alleen maar kan gebeuren, met een druppel uit onze wolk.” “Wacht eens even” zei Josje, “je zei dat de wolken gaan zoeken om daar waar het nodig is te laten regenen, maar hier in ons land regent het vaak te veel”. “Te veel? Dat denk je maar hoor, het gaat toch allemaal goed hier, jullie leven in een mooi en vruchtbaar land. Maar goed, we werden dus opgeleid door de ouwe wolk, zodat als er één van ons op de aarde zou komen, we ons zouden kunnen redden. We leerden alle talen spreken, en ook de gewoontes van alle volken werden ons verteld.” “Dat was zeker wel erg moeilijk” zei Josje. “Makkelijk was het zeker niet, een mens zou dat nooit allemaal kunnen leren, maar bij ons ligt dat natuurlijk heel anders, maar we moeten er toch heel veel jaren over doen eer we alles kunnen.” Josje rekte zich uit, en geeuwde, “Krijg je slaap?” vroeg Zonno. “Wel een beetje” moest Josje bekennen. “Weet je wat je moet doen? Trek alvast je nachtpon aan, dan ga je lekker onder de deken, dan kom ik naast je liggen, en dan ga ik weer verder met mijn verhaal”. Josje kleedde zich uit, trok haar nachtpon aan, en kroop lekker onder de deken, en Zonno ging naast haar liggen,en vertelde verder. “Je zal je ook wel afvragen, waarom de ouwe wolk vandaag een gedeelte van haar voorraad druppels heeft losgelaten. Dat is natuurlijk niet voor niets, alles heeft een doel in de natuur. In de eerste plaats omdat er een grote kans was dat er vandaag één druppel betovert kon worden, en dat de wolk het de hoogste tijd vond, dat er op de aarde iets verbeterd moest worden. Kijk, ik ben nog een druppel van heel lang geleden, toen was regenwater nog goed en zuiver, omdat de lucht nog niet vervuild was”. “Moet jij daar iets aan veranderen?” vroeg Josje. Haar stem klonk een beetje slaperig. Zonno draaide zijn hoofdje een beetje opzij, en keek haar aan, haar ogen waren half gesloten, en af en toe gingen ze even dicht. Hij dacht dat duurt niet lang meer, maar hij deed net of hij niets zag, en antwoordde: “Ja zeker, natuurlijk moet ik daar iets aan proberen te doen,dat zou geweldig zijn als ik daar iets aan kon veranderen.” Hij hoorde beneden een deur gaan, fluisterend zei hij: “Josje ik geloof dat Tim thuisgekomen is.” Josje antwoordde niet, die was al in dromenland. “Nou ja” zei Zonno zachtjes in z’n eigen,”er is een mooi Aards gezegde: “Morgen is er weer een dag.”

Wat een ontzettend leuk verhaal zeg!
Ga je me nu wijsmaken dat je het al gelezen hebt… hahah.. Je bent snel, zal er dus maar vlug het volgende hoofdstuk op zetten…. Als je tussen de regels door leest zal je kunnen merken dat alle dieren mensen waren op dat uit haar leven… Ik kom er natuurlijk ook ergens in voor, weet even niet meer als wat…
Ik was vroeger de beste van de hele school, ik mocht een klas overslaan….(lagere school) Tevens mocht ik andere (jongere) leerlingen leren lezen. Ja, ik lees dus heel snel, vooral als het een heel leuk verhaal is, zoals deze! Ik was al benieuwd naar het volgende, dus nu weer lekker verder lezen! PS: je lijkt sprekend op je moeder!
Op de lagere school zat ik heel weinig in de klassen… eh… was niet handelbaar voor de docenten (toen nog meesters.. ) Ik kwam altijd met vragen waar ze niet op zaten te wachten van een kind… Ook vertelde ik hun vaak dingen uit hun leven waar ze helemaal niet mee om konden gaan… Later iets beter geworden, maar ben nooit een makkelijke leerling geweest… Past nooit in de plaatjes die hun gemaakt hadden. Ben dan ook niet inpasbaar in de maatschappij is later gebleken…. Maar ik kan er goed door leven hoor.. hahahah…. En Siny gelukkig ook wel redelijk hoop en denk ik.
Ik weet het, heb net een stuk uit jouw eigen boek gelezen! En jouw Siny houdt wel zo veel van jou….dat weet ik wel zeker xxx
Bedankt, ga ik voor de gemakkelijkheid ook maar van uit.
Heel leuk geschreven ik zie jasje en zonno zo voor mij verschijnen. 🥰
Ik bedoel josje 😁