Toen ik 16 jaar oud was, wilde ik in militaire dienst gaan.
Ik kon het moeilijk vinden in de maatschappij en de wereld waar ik naar verlangde lonkte toen ik de reclames zag om in dienst te gaan en als “kvv er” je er na die paar jaar uit wilde en je extra opleidingen had gehaald, je ook nog dacht ik iets van 20.000, – gulden mee zou krijgen.
Dan had je in ieder geval veel meegemaakt, mogelijk veel geleerd en ook nog een extra spaarcentje bij elkaar gekregen. Vanuit mijn gezichtspunt een paar mogelijke positieve wendingen in mijn bestaan.
Ook wist ik niet wat ik anders wel moest gaan doen, want mijn Moeder vond dat ik in iets als advocaat moest worden, maar zo’n lange opleiding trok mij totaal niet. Mijn korte termijn denken en leven had behoorlijk vorm gekregen en zou ook niet meer veranderen.
Ik koos op dat moment niet voor de landmacht, maar voor de marine, want daar kon je ook radiografisch iets doen.
De elektronica begon op te komen en ik was er gek op. Toen ik daar op die dag kwam, was het van alles wat doen. Testen en rare dingen vond ik wel, maar ik wilde graag, dus liet ik het maar gebeuren. Voor dat ik het in de gaten had, waren de eerste drie dagen voorbij.
De buurman van ons aan de zijkant, die op dat moment, sergeant-majoor bij de landmacht was, had tegen mijn Vader gezegd, die is door de keuring heen, dat kan niet anders. Een normale keuring is korter, maar om bij de marine te komen, moet je die drie dagen halen.
Maar na die drie dagen, ik kwam nog niet thuis. Ik ben er 5 dagen geweest en van de honderden die er tegelijk op kwamen waren er maar heel weinig over. Ik zat met de lichting van waar ik binnen was gekomen met 5 jongens in de gang bij de indeling ‘s officier te wachten, hoe nu verder. Wij wisten ook dat wij door zelfs de zwaarste onderdelen door waren gekomen, anders zat je hier niet. Daar maakten wij ons al lang na die eerst drie dagen geen zorgen meer over.
Maar waar word je op ingedeeld, welk onderdeel kan en mag je naar toe. Dat was waar wij het over hadden en naar welke landen je dan als eerste zou gaan.
Ik kwam binnen bij de indeling ‘s officier, een oude man vond ik. Maar zeker had hij zijn strepen verdient, want op zijn pak zat van alles, waar ik niet van wist wat het was, maar geloofwaardig was hij zeker.
Hij keek mij aan en zei, “ik heb een zeer goede en een zeer slechte mededeling voor je”. En zonder erop te wachten wat ik eerst wilde horen, kwam er uit zijn keel iets wat ik niet voor mogelijk had gehouden.
“Je bent voor alles goed gekeurd, zelfs voor de zwaarste opdrachten, Korps Mariniers, maar je bent ook voorgoed afgekeurd. Het spijt mij, maar wij gaan nu en hier afscheid nemen, je kunt naar huis”.
Ik was totaal verbaast en ging naar huis. Toen ik het mijn Vader vertelde, belde mijn Moeder (dat was een taak voor mijn Moeder) de buurman op en die kwam gelijk. Die gaf aan, dat hij wel kon achterhalen, waarom dit was gebeurd. Hij had dit ook nog nooit in zijn hele leven meegemaakt in het leger.
Een dag later kwam hij bij ons en vertelde, dat er stond vermeld, dat ik voorgoed was afgekeurd doordat een halfbroer van mij gezocht werd bij Interpol. De buurman, zei nog dat ik pech had gehad, dat ik er eentje van de oude stempel had gehad. Een jaartje wachten en gewoon weer proberen, dan zit er een andere en word je zeker aangenomen. Hij kende mij nog niet zo heel er goed. Want wachten doe ik niet. Toen niet en nu niet, want ik geloof niet in tweede kansen, dat was mij doorgegeven dat je daar geen energie in moest steken in die tijd dat je hier op aarde was.
Ik keek mijn ouders aan en vroeg hun om toelichting over dit voor mij nog onbekende terrein van een halfbroer hebbende die gezocht werd door Interpol. Ik wist dat ik een halfzuster via mijn Vaders kant had en een halfbroer, maar die had ik nog nooit ontmoet. Die leefde ergens aan de andere kant van de wereld was mij dacht ik altijd verteld en wilde geen contact hebben met de familie.
Mijn Vader was voor met mijn Moeder te trouwen getrouwd geweest het had twee kinderen gekregen. Heel veel later werden mij die verhalen verteld van hoe dat echt in elkaar had gezeten. Hij was verliefd geweest op een meisje uit een dorp verderop, maar dat werd niet goed gevonden en zij ging met een ander trouwen. Omdat hij zich verraden voelde en niet het onderspit wilde delven, vroeg hij een meisje uit zijn eigen dorp ten huwelijk, zonder haar echt goed te kennen. Dat waren begin 1900 niet heel erg rare manieren om te gaan trouwen. Zij kregen twee kinderen, een jongen en een meisje. Maar het huwelijk liep stuk en mijn Vader ging naar de grote stad om daar een nieuw leven op te bouwen, waar hij later dus mijn Moeder leerde kennen.
Die halfbroer, hoorde ik toen, was iemand die maar niet eerlijk kon zijn, worden of blijven. Het was maar net hoe dat je het wilde begrijpen. Hij loog over van alles vertelde mijn ouders mij op dat moment. Mijn gedachten schoten heen en weer en wilde luisteren naar wat zij te vertellen hadden. Maar het was zeer moeilijk, omdat nu hun ook weer met leugens aankwamen. De hele wereld leek er wel vol van te zitten. Allemaal uit goede bedoelingen, ik weet het maar voor mij toch heel erg moeilijk om te bevatten. Hij was zo vaak met de politie in aanraking gekomen voor oplichting ’s zaken dat hij gevlucht was naar het buitenland en dan kwam je op een lijst voor Interpol.
Ik was onthutst, mijn toekomst zoals ik het op dat moment zag, was door iemand die ik niet kende, waar mijn ouders niet eerlijk over geweest waren, totaal verziekt en verpest.
Ik heb het mijn ouders natuurlijk vergeven, want hun konden er ook niet echt wat aandoen. Ook hebben ze mij uitgebreid verteld wat zij ook allemaal nog hadden geprobeerd om hem op het juiste en goede pad te krijgen, voordat hij het hazenpad zocht.
Maar mijn vertrouwen in de mensheid, die al heel veel deuken op had gelopen, was tot op de rand van de afgrond aangekomen. En mijn echte leven moest nog maar beginnen.
Wanneer is nu iets pech of mag je van geluk spreken.
Na mijn scheiding waren er momenten dat ik het niet meer wist. Ik had nu een paar klote manieren meegemaakt hoe het kon lopen als ik probeerde een relatie te krijgen. Ik voelde mij verraden door de hele wereld. Niet dat iedereen slecht voor mij was, maar ik kon of er niet mee praten, of ze verklaarde mij voor gek, voor hoe ik leefde of dacht.
Vrijheid noemde mensen, het leven wat ze hadden.
Ik zag haast alleen maar mensen die niet alles uit hun leven haalde en als ze een relatie hadden, dan kon een blindpaard vaak toch al aan zien komen dat het niet lang zou duren. Ook mij die het wel zag, overviel steeds iets waar ik niks aan kon veranderen of doen. Wat een ellende was het in mijn hoofd.
Op een avond stond ik met mijn auto aan de kade in Tolkamer en keek naar het water. Was dat een oplossing? Was ik dan van alles af? He water zag er voor mij ineens heel erg koud uit en ik draaide de verwarming van de auto wat hoger, zonder erbij na te denken. Deze handeling zetten een schakelaartje om in mijn brein. Ik schaterlachte het uit, zo maar. Nee niet zomaar, natuurlijk. Ik voelde de warmte in de auto en dat was heerlijk, dan ga je toch niet in dat koude water liggen. Ik ben toch niet gek, ging er door mij heen. De wereld is tegen mij, sowhat. Ik zal ze een poepje laten ruiken, ze zijn nog lang niet van mij af. Ik nam mij voor nooit meer mij druk te maken, of in ieder geval mij aan te laten leunen wat deze wereld ook wilde. Ik ging nog verder mijn eigen weg en wilde geen enkele concessie meer maken. Ik hoede even niemand meer te zien.
De radio stond nog heel zacht aan en ik hoorde bepaalde tonen die mij de knop om lieten draaien om te horen wat het was. Ik hoorde een Frans nummer en vond dat dit een teken was aan mij en bedankte naar boven voor dit inzicht en oplossing.
Mijn hoofd maakte ervan, dat ik naar Frankrijk moest gaan, om daar te leven. Een totaal nieuw leven, daar. Maar ik sprak die taal niet goed, wat kon ik dan daar doen. Natuurlijk, ik ga mij aanmelden bij het vreemdelingenlegioen. Daar kon je totaal in verdwijnen had ik wel eens gehoord en dat wilde ik. Ik reed naar het station en stapte op de trein naar Frankrijk. Ik had opgezocht waar ik moest zijn en niks kon mij nog tegenhouden. De trein stopte bij de goede halte, ik had het gered met die drie woorden Frans die ik sprak. Nu aanmelden, ik had opgezocht dat je zelfs een ander naam op kon geven in die tijd, misschien zou ik dat wel doen. Dan was ik er niet meer. Ik liep het hele stuk naar de poort, die er ook zo uitzag als dat ik op de foto’s had gezien toen ik het adres opgezocht had. Ik voelde een spanning in mij opkomen. Wat fijn toch dat ik nu wist wat ik moest gaan doen.
Op de poort stond een bordje met tekst die ik niet kon lezen. En er zat een knopje waar je waarschijnlijk aan kon bellen. Ik belde aan. Er gebeurde niks, dus drukte ik nog een paar keer. De deur aan het knopje vloog ineens open en er stonden drie mannen mij boos aan te kijken. Ik in het Engels wat ik beter spreek, probeerde duidelijk te maken dat ik mij aan wilde melden en hoopte dan omarmt te worden en bij hun opgenomen te worden. Een van de mannen sprak mij bestraffend toe. “Het is een Franse Nationale Feestdag”, “dan zijn wij gesloten”, snauwde hij mij toe. “Andere keer terugkomen en op je beurt wachten”. De deur werd dicht gesmeten en ik stond perplex te kijken.
Mijn hoofd tolde, ik stond hier in de middle of nowhere. Totaal stom te doen. Hoe kon ik de seintjes zo fout, eh niet juist interpreteren. Het was de voorzienigheid en tegelijk een tik op mijn vingers dat ik niet zo emotioneel moest reageren, maar feitelijk moest zijn.
Ik ben omgekeerd het moest dus zo zijn. Als dat niet gebeurd was, had ik waarschijnlijk dit boek niet geschreven, want ik wilde zeker nu na deze dag een controlesysteem hebben. Dit zou nooit meer gebeuren, dat wist ik zeker. Als iets pech lijkt, kan het ook heel er positief zijn, als je het maar vanuit het juiste perspectief bekijkt en met de juiste belichting.